“De gemeente Voorst zou zo dapper moeten zijn om te eisen dat projecten voor duurzame energie voor minstens de helft lokaal eigendom zijn zodat ook minstens de helft van de opbrengsten in het eigen gebied blijft.”

Dat stelde Otto Hettinga van EnergieRijk Voorst woensdag 12 december tijdens de goed bezochte thema-avond over duurzame energie in d’Olde Schole in Terwolde.Hettinga was een van de vier inleiders op deze avond die was georganiseerd door de Voorster afdelingen van PvdA en GroenLinks. De andere inleiders waren Alex de Meijer (projectleider voor windenergie bij de Gelderse Natuur en Milieu Federatie), Kees van Dorth van de Stichting Duurzame Energie Wierden-Enter en en Frank Buchner, planoloog uit Klarenbeek.

Windmolens

“Als Voorst in 2030 energieneutraal moet zijn dan mag geen enkele mogelijkheid worden uitgesloten. Daarom zal het gemeentebestuur moeten heroverwegen toch windmolens in Voorst toe te staan”, zo stelde De Meijer. “Die molens leggen nauwelijks beslag op kostbare landbouwgrond en zijn veel efficiënter. Eén zo’n molen levert net zo veel stroom als 10 ha zonnepanelen en kost maar de helft. Bovendien is een mix aan middelen noodzakelijk”.

In dat kader wees Meijer net als de andere inleiders op de motie Dik-Faber cs, die de Tweede Kamer dit najaar met een ruime meerderheid heeft aangenomen. Die motie is vooral bedoeld om te voorkomen dat onnodig veel kostbare landbouwgrond wordt opgeofferd voor het opwekken van duurzame energie. “Het zal duidelijk zijn dat zonneparken wat dat betreft de minst gewenste optie is, maar we zullen er ook niet helemaal aan kunnen ontkomen”, aldus Kees van Dorth, die in Wierden als projectleider is verbonden aan het vier en een half hectare grote zonnepark in die gemeente. “Ons zonnepark is gebouwd op een terrein dat was aangewezen voor woningbouw die waarschijnlijk niet meer nodig is. Met het geld dat dit project oplevert worden weer nieuwe projecten in Wierden opgestart. In onze gemeente is het uitgangspunt dat er geen enkel project voor het opwekken van duurzame energie van de grond komt als die niet voor minstens de helft eigendom zijn van de eigen bevolking”. Volgens Van Dorth geeft dat niet alleen financiële voordelen voor de eigen bevolking maar levert het ook vele sociale voordelen op. Zo is het park gerealiseerd door lokale bedrijven met inzet van lokale werkzoekenden en statushouders. “Op deze manier hebben vrijwel alle werkzoekenden een reguliere baan gevonden”, aldus Van Dorth.

Overleg

Frank Buchner legde vooral de nadruk op de noodzaak de omwonende van begin af aan te betrekken bij de ontwikkeling van de plannen. “Zij weten wat de belangrijke eigenschappen zijn die hun woonomgeving aantrekkelijk maken. De huidige rijkssubsidies hebben de perverse prikkel om alleen te kijken naar de financiële opbrengsten en niet naar de wenselijkheid van de ontwikkelingen. Dat mag niet de bedoeling zijn”. Op de vraag van gespreksleider John Ebbelaar welke eisen de toehoorders stellen aan een aan een nieuw beleid voor duurzame energie in Voorst werd nadruk gelegd op de noodzaak dat het gemeentebestuur de kaders vaststelt waaraan die plannen moeten voldoen. Daarbij noemde men de verplichting tot vroegtijdig overleg met de omwonenden, kleinschaligheid en een eerlijke verdeling van lusten en lasten. Het huidige beleid zorgt ervoor dat de (financiële) lusten voor de veelal buitenlandse investeerder en de verpachtende grondeigenaren zijn en de lasten voor de omwonenden. “Ook bij de plannen waarvoor het gemeentebestuur al medewerking heeft toegezegd, kunnen nog steeds dit soort extra voorwaarden worden gesteld”, aldus Kees van Dorth.